Boek: De Renner

De Renner is een klassieker over wielrennen. Gepubliceerd in 1978 neemt het boek de lezer mee in het hoofd van een wielrenner tijdens de Ronde van de Mont Aigoual over 137 kilometer.

Schrijver Tim Krabbé begon als schaker en werd pas op zijn dertigste wielrenner. Krabbé fietst als een schaker, hij denkt vele stappen vooruit. Wanneer demarreren en ontsnappen, kop overnemen, waaier maken, wel of niet volgen? Voor de wedstrijd verkent hij het parkoers en brengt het in kaart: hier ligt een afvoerrooster, in deze bocht moet ik  aan de binnenkant inhalen, vanaf hier moet ik sprinten. Van schaken naar schakelen. Interessante materie voor allen die wielerwedstrijden (willen gaan) rijden. Opmerkelijk: wielrennen heeft volgens de schrijver niets te maken met hard rijden maar alles met tactiek en kunnen afzien.

Boekomslag De Renner

Boekomslag De Renner

Iedereen die lange afstanden fietst of wandelt kent het verschijnsel waarschijnlijk wel: terwijl de benen bewegen nemen de gedachten de vrije loop. Dus wisselt Krabbé in het verhaal de voortgang van de wedstrijd af met wielergeschiedenis en -feitjes, de eigen sportcarrière en andere overpeinzingen. Bijvoorbeeld over Jacques Anquetil, die vijfmaal de Tour de France won en vóór iedere beklimming zijn bidon van de fiets zou hebben gehaald om deze in de achterzak van zijn koerstrui te stoppen. Zijn Nederlandse meesterhelper Ab Geldermans vroeg eens waarom hij dat deed en Anquetil legde het hem uit: “Een wielrenner bestaat uit twee delen: mens en fiets. Weliswaar is de fiets het hulpmiddel van de mens om sneller te gaan, maar hij remt die snelheid ook af, door zijn gewicht. Zeker bij het klimmen komt het erop aan dat de fiets zo licht mogelijk is. Een goede manier om hem lichter te maken is de bidon uit de houder verwijderen.” En zodoende verplaatste hij dus voor beklimmingen de bidon naar zijn achterzak. Geen speld tussen te krijgen.

Achterflap

Achterflap

Krabbé beschrijft hoe je moet rijden in het peleton en wat de voordelen zijn van wat hij het peletoneffect noemt: een psychologische gangmaker en nivellerende zuigkracht. Het elkaar aflossen van op kop rijden. Een tactiek als waaier rijden bij zijwind blijkt een Nederlandse specialiteit. Als Barthélemy, een van de renners die aan zijn wiel hangt, hier niet in wil of kan meedraaien, lost Krabbé zich expres uit het groepje en gaat zoveel mogelijk links rijden om hem zoveel mogelijk in de wind te zetten. Vervolgens moet de renner de zenuwen bewaren wanneer de afstand tot de groep steeds groter wordt. Iets dat De Vlaeminck en Maertens fataal werden in de Ronde van Vlaanderen van 1976. Beiden wilden dat de ander het gat dichtreed en zichzelf zo door de extra krachtinspanning zou benadelen. Hierdoor won uiteindelijk geen van beiden de ronde maar Walter Planckaert.

Andere deelnemende renners aan de ronde worden uitgebreid besproken: welk type renner ze zijn, hun stijl, hoe ze zich gedragen in de groep, wat hun kwaliteiten en sterkste kanten zijn. De angst voor valpartijen komt in het boek regelmatig aan de orde en ook bekende valpartijen. Nog een weetje: hoe koersen verlopen verschilt van land tot land.

Waarom beklimt een alpinist een berg?
Het verhaal weet te boeien van begin tot eind maar zitten er ook stukken in waarin ik de schrijver kwijt raak. Bijvoorbeeld als hij zijn polsen bewondert omdat hij ze mooi vindt. Ook zijn theorie over de alpinist kan ik niet volgen:

“Als je een alpinist vraagt waarom hij een berg beklimt, antwoordt hij: omdat die berg er is. Er is bij mijn weten nooit op gewezen dat dit antwoord onzin is. De wil van de alpinist ontstaat namelijk niet door de berg, maar is er ook zonder berg. De wil van de alpinist is niet zoiets gerings dat hij zoiets toevalligs als de uiterlijke vorm van de aarde nodig zou hebben om te bestaan. Ook als de aarde zo plat was als een biljartbal zouden er alpinisten zijn: de ware alpinisten. De ware alpinist zou zich er zelfs voor schamen zijn wil vorm te laten geven door dingen van een lagere orde als bergen. Er is dus maar één vraag die men met recht aan de ware alpinist zou kunnen stellen: waarom beklimt u nooit een berg? Zijn antwoord zou luiden: omdat er bergen zijn.”

Dit is een voorbeeld van wat ik het zwakste stukje uit het boek vind. Maar het is een gedachte die bij de schrijver opdoemt tussen kilometer 91 en 92 van de koers als hij nat, koud en vies zich afvraagt “waarom doen wij voort?”

Titel: De Renner
Schrijver: Tim Krabbé
Uitgeverij: Prometheus
Eerste druk 1978, zesendertigste druk 2015
ISBN 978 90 446 1807 5
Paperback, 158 pagina’s.

Bewaren

Bewaren

Bewaren

Bewaren

Bewaren

Een Reactie op “Boek: De Renner

  1. Van dat citaat over de ware alpinist krijg ik bijna tranen in mijn ogen van ontroering.

    Een sport als wielrennen, als metafoor voor het leven, gaat oppervlakkig beschouwd over het hoogst triviale; wie is er het eerst over de meet. Gaap! Who cares… Wat het interessant maakt is de persoon van de sporter, zijn of haar inzet, strijd, afzien, pieken en dalen, twijfels. Des te sterker de wilskracht van de sporter, des te groter zijn faam, des te fascinerender de persoon.

    Die wilskracht, of de wil om te winnen, of algemener om ‘meester’ te zijn van je omstandigheden, om ‘vrij’ te zijn is misschien wel de meest essentiële levenskracht. Zoals al gezegd is de sport niet meer dan een metafoor voor het leven. De ultieme vrije geest toont zich sterker dan degene die een berg beklimt ‘enkel omdat die er is’, de ultieme vrije geest kan met wilskracht zelfs de behoefte overwinnen om de berg te willen beklimmen. Die innerlijk berg die alleen met wilskracht kan worden overwonnen is van een hogere orde of moeilijkheidsgraad dan de steenhopen buiten onze geest.

Aanvullingen, tips, vragen? Laat hier je reactie achter:

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s