Prachtig zomerweer, 25 ºC. Direct uit het werk schiet ik in een sporttop en kort lycra broekje. Gauw een bakje cereal naar binnen want eigenlijk heb ik al een beetje trek in avondeten. Twee powertabs Isostar in de bidon, fietsschoenen aan en gaan.
Een rondje met de klok mee om de Oostvaardersplassen want dan heb ik op de dijk de wind mee. De bossen zijn sinds 1 mei weer volledig opengesteld dus ik besluit het slingerende pad te nemen naar de Oostvaardersdijk. Op dit tijdstip, net na werktijd, kom ik alleen racefietsers en hardlopers tegen die trainen. Zij maken gedisciplineerd gebruik van de weg en zitten niet in de weg van een velomobilist. Door de onoverzichtelijke bochten kan je er echter niet hard. Maar het is er wel mooi.
S-bochten
Het is helemaal niet koud. Voor de zekerheid heb ik nog wel een t-shirt bij me en Buff voor als ik het allemaal te optimistisch heb ingeschat. Maar in plaats daarvan zorgt de rijwind voor een heerlijke verkoeling op de blote schouders, benen en buik. Vlak voor de eerste bocht om een parkeerhaven op de Oostvaardersdijk doemt er een racefietser op in mijn achteruitkijkspiegel. Ik kan hier niet harder want ik moet nog een tweede S-bocht door. Het zijn eigenlijk vier bochten want je maakt hier een U: rechts, links en dan weer terug naar de autoweg links, rechts. De racefietser blijft gelukkig vlak achter mij, hij snapt dat ik ruimte nodig heb in de bocht.
“Ga je racen?” “Natuurlijk!”
Op het rechte stuk wil hij me voorbij maar ik zet aan naar 41 kilometer per uur. “Ga je racen?” vraagt hij. Ik: “natuurlijk!”. Een leuk gesprek ontspon, tot de Knardijk waar hij rechtdoor moest naar Lelystad en ik rechtsaf ging. Hij reed woon-werkverkeer. Verbaasd kijk ik naar zijn piepkleine zadeltasje. Hij gaat niet alle dagen op de fiets dus de dag ervoor neemt hij met de auto al schone kleding en een handdoek mee die nu nog op het werk liggen en morgen weer met de auto terug naar huis gaan.
Zweten
“Het zweet staat me op de rug! Heb je ook een racefiets?” Ik vertel dat ik een toerfietser ben en dat mijn andere fiets een open ligfiets is op twee wielen. Dat ik nooit meer op een gewone fiets wil rijden omdat ligfietsen ergonomisch veel prettiger zijn: geen zadelpijn, geen last van polsen of nek. “Ja het ziet er wel heel ontspannen uit.” Ik vertel hem dat hij makkelijk 60 zou moeten kunnen met een velomobiel en dat er ook mensen zijn die met dit soort fietsen racen. Ik voel aan mijn buik: nog steeds droog, het zweten moet bij mij nog op gang komen. Ik zou ook harder kunnen maar ik merk dat hij boven de 41 niet meer meekomt. “We gaan 41!” “Punt vier” vul ik aan.
“Heb je versnellingen?”
Of ik ook versnellingen had. “Ja, hetzelfde als jou, een derailleur met 3×9, ik rij nu in C6”. Of je er ook bagage in mee kon nemen. Ik vertelde dat ik afgelopen weekend had gekampeerd en volgende week weer op pad ging. Hij reed elke maand 700 kilometer, ik vertelde dat ik ongeveer 500 kilometer in de maand fietste, alleen recreatief en dat ik meestal tochtjes van zo’n 80 kilometer maakte. 80 Kilometer, dat vond hij indrukwekkend lang. Verder wilde hij weten of je er niet snel mee omging. Ik vertelde dat je moest oppassen met bochten en harde wind maar dat ik nog nooit was omgegaan.
Racekap
Het meest verbaasd was hij nog over het feit dat ik de hele winter had doorgefietst. Ik vertelde dat het heel comfortabel was en dat je ook nog een racekap op de fiets kon zetten voor nog meer comfort. En dat je actieradius op vakantie makkelijk 150 kilometer per dag kon bedragen en dat sommigen wel 300 of meer op een dag afleggen. De helm kwam ook nog even ter tafel. Ik tikte op mijn puntmuts “Ik heb een rolbeugel en zit veel lager bij de grond”. De Knardijk naderde. De racefietser zei dat hij velomobielen interessante dingen vond. “Het is een leuk ding om erbij te hebben hoor,” riep ik nog vlak voordat we afscheid namen.
Na de Knardijk had ik langs de Lage Vaart de wind tegen. Ik vond dat ik maar wat rustiger aan moest doen, komend weekend staat er weer 300 kilometer op het programma. Maar er doken twee racefietsers op in de achteruitkijkspiegels. Die erg hun best deden om aan te haken maar snel opgaven nadat ik maar weer wat aanzette en in C5 ging rijden.
RIS/RVS
Dankzij deze aanvallen van RIS (eigenlijk meer: Racefiets Voorblijf Syndroom) heb ik op mijn rondje Oostvaardersplassen een persoonlijk record gevestigd met een gemiddelde snelheid van 29,9 kilometer per uur. En ondertussen een leuk gesprek gevoerd met een medefietser.
Hoi Belle,
Bedoel je met C het grootste kettingblad? Waarbij A de kleinste is en B de middelste?
Groet
Erwin en Tante Lies
Ja, zoals in dat schakelschema. C is toch het grootste blad?
Ik gebruik die termen eigenlijk nooit, maar dat ligt misschien aan mijn gebrek aan jargon-kennis. Ik noem ze zelf meestal klein-middel-groot, maar nu snap ik wel wat je bedoelde.
Als je dezelfde tandwielen hebt als ik in mijn Strada trapte je wel iets onder de 90 rpm bij 41.4 km/h, namelijk 88 rpm. Kijk maar uit voor je knieën! ;-)
Groet
Erwin
Ik heb een 11-32 cassette en korte cranks 140 mm. De triple is wel standaard. Uitgaande dat jij de standaard cassette hebt is mijn C6 gelijk aan jouw C5 (als ik het goed heb).
In jargon is dat dan een 53-16 of 17. Tenminste als je grootste blad 53 tanden heeft.